Twintig jaar Evangelische Roze Vieringen

Evangelische Roze Vieringen
Evangelische Roze Vieringen

Op 29 april 2012 vierde de ERV het 20-jarig bestaan van de vieringen voor lesbische vrouwen en homoseksuele mannen.

Sinds jaar en dag worden er elke laatste zondag van de maand om 15.00 uur diensten gehouden in de protestantse Keizersgrachtkerk, aan de Keizersgracht 566 in Amsterdam.

 

Menne Vellinga maakte er voor MVS een verslag van, dat ook op You Yube is te zien:

http://www.youtube.com/watch?v=TkInveyoNy0

 

De (lange) viering is ook te beluisteren via:

http://www.erv-amsterdam.nl/cms/index.php/actueel/erv-live/erv-live-gemist#29-april-2012-–-20-jaar-erv-een-wolk-van-getuigen-–-andré-martens-cor-ofman-izaline-calister

 

In de jubileumviering zong onder meer Izaline Calister een aantal liederen in het Papiaments. De overdenking werd uitgesproken door Cor Ofman. Het thema was: Een wolk van getuigen. Hieronder volgt de tekst:

 

Daar zitten we dan, als pioniers van het eerste uur én als nieuwkomers bij de Evangelische Roze Vieringen. Twintig jaar lang zingen en getuigen we van Gods liefde.

 

Het thema van deze feestelijke viering is ‘een wolk van getuigen’. Naar aanleiding van de tekst die we uit de Hebreeënbrief hebben gelezen. Maar in de tekst komt wel drie keer het woord zonde en zondaars voor. Dat hoefde ik niet te benadrukken. Goed dan, maar laat ik één zonde opbiechten.

Ik hoop dat het onder ons blijft: ik ben een roker.

 

Niet dat ik behoor tot zo’n clubje medezondaars dat op het Rembrandtplein een beetje samenzweerderig in de kou buiten een café staat te paffen. Ik rook pijp. Een wolk van genot.

Kennelijk valt het bij mij niet meteen op.

Een aantal van mijn collega’s wisten niet eens dat ik rookte. Ik doe het eigenlijk vooral thuis.

Maar elke keer dat ik naar de tabakszak grijp, krijg ik twee berichten onder ogen.

Het eerste is: ‘roken is dodelijk’. Dat staat op elk pakje.

De tweede tekst wisselt.

Soms staat er, kennelijk als afschrikwekkend voorbeeld : ‘roken veroudert uw huid’. Tja.

Of: ‘roken kan het sperma beschadigen en vermindert de vruchtbaarheid’. Ik was niet van plan kinderen te verwekken.

Of: ‘roken kan de bloedsomloop verminderen en veroorzaakt impotentie’. Oei, dat komt aan.

Hoe dan ook: ik hoor bij een zondige minderheid.

 

Ik hoor bij nóg een minderheid: ik ben homo. ‘Ach, wat zund’ (zonde), merkte een tante ooit op, toen ze het hoorde, ’t is zo’n laive jong.’ (lieve jongen) 

Niet dat ik behoor tot zo’n clubje dat in de Reguliersdwars of tijdens de Gay Parade uit z’n dak gaat.

Kennelijk valt het bij mij ook niet meteen op.

Want toen ik dat op een bijeenkomst in de Bijlmer over ‘kerk en seksuele diversiteit’ vertelde,

kwam een jonge Afrikaan, die de bijeenkomst had bijgewoond, een paar dagen later bij me om me te vertellen dat hij blij was dat ik ook zó was. Dat maakte het hem wat gemakkelijker met mij te praten over zijn eigen homoseksuele gevoelens. Ik bedacht dat ik daar nog opener over moet zijn.

Hoe dan ook: ik hoor weer bij een minderheid.

 

Ik hoor bij nóg een minderheid: ik ben christen.

Niet dat ik behoor tot zo’n clubje dat met de armen in de lucht praise liederen zingt of de straat opgaat om te evangeliseren. Kennelijk valt het bij mij ook niet meteen op.

Want toen ik een keer gevraagd werd op een 1 mei bijeenkomst een toespraak te houden, en ik vertelde waar ik die zondag over gepreekt had, waren mensen verbaasd dat mijn geloof en mijn politieke en maatschappelijke handelen zulke grote raakvlakken bleken te hebben.

 

Misschien schaam ik me er een beetje voor dat ik roker ben. Ik weet dat ik er beter aan zou doen om er mee te stoppen. Maar het zou me waarschijnlijk chagrijniger en dikker maken. Hoewel, misschien ook kansrijker. Ik lees wel eens van die contactadvertenties waarin een jongere homo schrijft op zoek te zijn naar een dikke zeventiger. (Ik merk het al, jullie lezen dat soort advertenties natuurlijk niet.)

Maar ik schaam me er niet voor dat ik homo ben én christen.

Die combinatie zit me als gegoten.

Vind ik zelf.

Maar misschien profileer ik me te weinig. Eén keer per jaar voorgaan in een Roze Viering is niet genoeg.

Dus toen kwam weer de Gay Pride. Met een kerkdienst die vooral door hetero’s was georganiseerd. Ik had daar best willen preken. Maar de organisatie had het oog laten vallen op een jonge homo. Snap ik.

Ik heb de organisatoren gevraagd iets te mogen zeggen voorafgaand aan de gebeden. Maar het werd met alle begrip voor mijn beweegredenen afgewezen.

Daarom wil ik dat vandaag kwijt. Dit had ik willen zeggen:

‘Voordat we bidden, voordat we überhaupt kunnen bidden, en dankbaar zijn voor de vrijheid die ons als homoseksuelen gegeven is, moet iets hardop worden gezegd.

 

In mijn werk als protestants pastor bij de Open Deur ontmoet ik steeds meer Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse homo’s en transgenders die een luisterend oor zoeken en hulp krijgen.

Zij mogen in hun eigen land niet zijn wie ze zijn. En dat mogen ze hier in ons land ook niet.

In weerwil van de mooie woorden van opeenvolgende regeringen die zeggen de rechten van homo’s, lesbo’s, biseksuelen en transgenders wereldwijd te willen verdedigen, worden mensen uit deze kring bedreigd met uitzetting naar land van herkomst en dreiging van discriminatie en geweld, omdat ze niet worden beschermd door hun hogere autoriteiten.

Omdat islamitische leiders én leiders van christelijke kerken openlijk een andere seksuele oriëntatie dan heteroseksualiteit veroordelen.’

En ze zijn zelfs in ons land hun leven niet zeker. Eén vluchteling, die in een asielzoekerscentrum een medeasielzoeker in vertrouwen over zijn geaardheid had verteld, werd opeens door anderen toegesist: ‘Vuile homo, jij moet dood’. Hij voelde zich niet meer veilig.

 

Ik ken er een stuk of twintig. Voor mij zijn het geen dossiers of vreemdelingennummers. Het zijn mijn mensen.

Ze lopen gevaar. Wie een andere kant opkijkt, wordt een medeplichtige getuige.

Ik had een aantal van hen gevraagd naar de Gay Pride Kerkdienst te komen en op te staan als ik hun naam zou noemen.

 

Daarmee is niet alles gezegd.

Ik kom ook mensen tegen die in ons land verblijven als slachtoffer van mensenhandel.

Zij zijn niet homoseksueel, maar wel uitgebuit en misbruikt door homoseksuele mannen en soms onder bedreiging van een vuurwapen verkracht.

Ook dat gebeurt in onze samenleving. Ook hun namen had ik willen noemen en zeggen:

‘Als wij bidden: dan ook voor hen en voor hun toekomst.

Als wij bidden, leggen wij hun namen in Gods handen.’

Maar, zei Dorothee Sölle ooit: ‘God heeft geen andere handen dan de onze’.

 

Na de dienst heb ik een zestal voorgesteld aan minister Marja van Bijsterveldt van onderwijs en homo-emancipatie. Drie uit Oeganda en drie uit Sierra Leone.

De minister begon eerst het beleid te verdedigen: dat Nederland onmogelijk alle homo’s uit de hele wereld kon opnemen.

Dat was de vraag niet. Ze waren hier al en hadden om bescherming gevraagd. Die kregen ze niet.

Alleen een ‘May God bless you’, moge God je zegenen. Mooie zegen.

Maar het zijn nietszeggende woorden, als de daad niet bij het Woord wordt gevoegd. Want God zegent door onze woorden én handen.

 

Het evangelie moet bevrijdend nieuws zijn voor mensen overal op aarde, ook voor homo’s en lesbo’s die uit de kast zijn gekomen en vragen om niets anders dan een menswaardig bestaan.

Op Urk en Schin op Geul, in Oeganda en Sierra Leone.

Maar het evangelie moet worden gedaan. Gods bevrijdende nieuws. Het moet verkondigd worden, in woord en daad. Geloof zonder daden is geen geloof, lezen we in de brief van Jakobus.

In het evangelie staat ook dat je je vijanden moet liefhebben, de mensen die je geaardheid niet zien zitten en die je niet zien staan. Je moet met ze in gesprek gaan en in gesprek blijven. Dat is misschien wel het moeilijkste dat er is.

Voor ons is dat wellicht nog vrij gemakkelijk, omdat onze rechten hier beschermd zijn.

Recht van spreken, vrijheid van meningsuiting, recht om te zijn wie je bent.

Maar hoe draag je het evangelie uit als je wilt opkomen voor de rechten van uit het buitenland gevluchte homo’s en lesbo’s, die nul op het rekest van hun asielverzoek hebben gekregen?

Laat je ze aan hun lot over? Jammer dan?

Of sta je ook pal voor hun rechten? En wat doe je in de tijd dat ze aan de straat zijn overgeleverd en niemand zich om hen bekommert?

Ik zou in Amsterdam graag een ‘pink refuge’, een ‘roze opvang’ willen opzetten, een huis waar uitgeprocedeerde homoseksuele vluchtelingen worden opgevangen, dag en nacht.

Misschien begint dat met mensen die hun huis openstellen en onderdak verlenen.

Je kunt zonder het te weten engelen hebben geherbergd, boodschappers van God, van zijn bevrijdende nieuws voor alle mensen.

 

Hier, in dit huis van God komen wij al bijna twintig jaar samen. Het is geen schuilkerk.

Als wij hier bijeenkomen, is het geen besloten bijeenkomst, maar een openbare samenkomst waar we de bevrijdende boodschap van God belijden en vieren.

Tegelijk is het ook nog steeds voor een aantal van ons een plek waar je mag schuilen tegen de afwijzing in eigen kring. Evangelische Roze Vieringen zijn nog steeds nodig.

Om de moed er in te houden. Om te zingen en te bidden dat het een lieve lust is.

Om elkaar te bemoedigen en te ontmoeten.

Hier zingen we ons het geloof in het bevrijdende evangelie van Gods liefde voor alle mensen te binnen en krijgen we nieuwe moed om dat uit te dragen op de andere plekken waar we wonen, werken en andere mensen ontmoeten.

 

Waar vriendschap is en liefde, daar is God.

Daar wil God aangeroepen worden en tot bondgenoot gemaakt.

Daar zijn we elkaars bondgenoten, vrienden en vriendinnen en geliefden.

En we weten ons verbonden met de wolk van ‘roze’ getuigen: zij die ons ontvallen zijn.

Vanwege Aids of ander ziek en zeer. Ze zijn niet uit onze herinnering gevallen en niet uit Gods hand gevallen. Zij zijn bij ons en bij God.

Zoveel mensen door de jaren heen.

Wie had gedacht dat we met zo velen zouden zijn? Uit zoveel verschillende tradities. Onder elkaar.

 

En dat we nu al twintig jaar met elkaar vieren dat we hier mogen zijn wie we zijn. Dat we gekend en geliefd zijn door God. Zo en niet anders. Als een vondst van onze Schepper.

 

En we mogen God en onszelf feliciteren met zo’n gastvrije en vrolijke kerk.

Nog vele jaren!