Verblijf verdienen?

 

Tijdens de kabinetsformatie in 2002 brachten vertegenwoordigers van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) een voorstel in voor een eenmalig ‘pardon’ voor groepen vreemdelingen zonder verblijfsvergunning. Vanwege onduidelijkheden over doelgroepen en aantallen heeft dit voorstel het niet gehaald in het regeerakkoord. In dat jaar riepen Mimoun Benmansour (namens de Stichting Multiculturele Europese Generatie), Nico van der Perk (diaconaal consulent voor de Hervormde Diaconie Amsterdam) en ik (als pastor van de Open Deur Amsterdam) het kabinet Balkenende op om alsnog een ‘pardon’ te verlenen aan vreemdelingen die aan bepaalde strikte voorwaarden voldoen.

Kern van het voorstel was dat vreemdelingen hun verblijfsvergunning zouden kunnen ‘verdienen’ door middel van arbeid. We bepleitten de volgende maatregelen:

 

Een tijdelijke werk- en verblijfsvergunning onder voorwaarden

-          men heeft aantoonbaar in Nederland verbleven gedurende minimaal vijf jaar

-          men is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving

-          men kan redelijk Nederlands verstaan, spreken en schrijven

-          men heeft geen strafbare feiten gepleegd

-          men toont inzet om d.m.v. arbeid een bijdrage aan de Nederlandse samenleving te leveren en wil de eerste vier jaar afzien van een beroep op de Bijstand.

 

Vreemdelingen die aan deze voorwaarden voldoen krijgen een tijdelijke werk- en verblijfsvergunning (TWV) en een tijdelijk sofinummer voor de duur van de TWV. De TWV verschaft geen toegang tot de Bijstand. Met de TWV en het sofinummer kan de vreemdeling zelf op zoek naar werk. Als men binnen één jaar geen passend werk heeft gevonden, worden TWV en sofinummer weer ingetrokken.

 

Na vier jaar een permanente verblijfsvergunning

Vier jaar na de datum waarop de TWV werd verstrekt, wordt deze omgezet in een ‘gewone’ permanente verblijfsvergunning en wordt het sofinummer permanent geldig, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

-          men heeft minimaal drie van de vier jaar gewerkt, premies afgedragen en belastingen betaald

-          men heeft op het moment van de peiling nog steeds betaald werk

-          men heeft ook in de periode van vier jaren geen strafbare feiten gepleegd

 

Terugkeercontract

Daarnaast werd gepleit voor een terugkeercontract voor vreemdelingen zonder verblijfsvergunning die niet aan de criteria voor de TWV voldoen. Ook mensen die een TWV hadden, maar na vier jaar toch niet in aanmerking komen voor een permanente verblijfsvergunning, krijgen een terugkeercontract aangeboden. Het contract houdt in:

-          een werkervaringsplaats voor een half jaar

-          een bed-bad-brood-regeling gedurende deze stageperiode

-          een klein startbedrag als bijdrage om een bestaan op te bouwen in het land van herkomst.

In ruil daarvoor verplicht men zich tot terugkeer naar het land van herkomst, waarbij men toezegt niet meer naar Nederland te zullen komen. Met de landen van herkomst worden overeenkomsten gesloten voor de terugname van deze vreemdelingen. Voor vreemdelingen die buiten hun schuld niet kunnen worden teruggenomen door het land van herkomst wordt een humane oplossing gezocht.

 

Het voorstel werd niet eens in welwillende overweging genomen. Toch zou het de moeite waard zijn het voorstel opnieuw in discussie te brengen.

 

Aardige bijkomstigheid is dat het derde onderdeel, het terugkeercontract, min of meer bestaat. Bridge to Better, een terugkeerorganisatie in Amsterdam, biedt, nota bene in samenwerking met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), aan ongedocumenteerde migranten de mogelijkheid gebruik te maken van een terugkeerprogramma, waarbij ze via een training leren een bedrijfsplan op te stellen en werkervaring op te doen die bij terugkeer naar land van herkomst mogelijkheden biedt voor een nieuwe start. Daarnaast wordt een bedrag beschikbaar gesteld om die nieuwe start ook daadwerkelijk te kunnen maken. Wie een contract ondertekent wordt door DT&V gevrijwaard van vreemdelingenbewaring. Tijdens de training is er een ondersteuning in de vorm van bed-brood-bad mogelijk.

In 2012 waren er zoveel aanmeldingen dat de target (25 terugkeerders) halverwege het jaar al was gehaald. Voor DT&V is deze vorm van ondersteuning bij terugkeer profijtelijker dan de dure vreemdelingenbewaring en vruchteloze pogingen tot uitzetting.

 

Als het gaat om de eerste twee onderdelen moet de vraag worden gesteld of de overheid met het huidige ontmoedigingsbeleid er werkelijk in slaagt migranten buiten de deur te houden. Migranten blijven komen en laten zich niet weerhouden door hogere ‘muren’. Europa blijft het land van melk en honing dat aanlokkelijker is dan het bestaan in eigen land. Een soepeler emigratiebeleid zou juist een win-win situatie kunnen betekenen voor die migranten die niet van plan zijn hun hele leven op de rand van de armoede in Nederland te leven. Ik heb eerder wel eens gesuggereerd dat aan migranten een tewerkstellingsvergunning zou kunnen worden aangeboden voor de duur van, bijvoorbeeld, vijf jaar, waarbij geen beroep kan worden gedaan op de Bijstand. Er zou in dat contract kunnen worden vastgelegd dat jaarlijks twintig procent van het verdiende inkomen wordt ingehouden via een spaarloonregeling, die na het vijfde jaar alleen bij vertrek wordt uitgekeerd. Migranten die hiervoor tekenen kiezen voor terugkeer naar eigen land met een ‘jaarsalaris’, om daarmee te kunnen investeren in een eigen ‘bedrijf’. Met de kennis en ervaring die ze hier hebben opgedaan en een eventuele training, zoals die ook bij het terugkeercontract wordt gegeven verwerven ze geld en expertise die ook de economie in eigen land kan stimuleren.

Er zijn genoeg voorbeelden van ongedocumenteerde arbeidsmigranten die in Nederland in zwartbetaalde banen werken en van het verdiende loon familie in eigen land ondersteunen en zo de studie van hun kinderen mogelijk maken, en die na verloop van tijd terugkeren naar hun land om daar een business op te zetten. Als de overheid bereid zou zijn die arbeidsmigranten onder de bovengenoemde condities (geïntegreerd, geen strafblad, afzien van een beroep op de Bijstand) een tewerkstellingsvergunning te geven, zou dat ook de openbare orde en veiligheid bevorderen. Want nu lopen ongedocumenteerde migranten vaak het risico uitgebuit door huisbazen en werkgevers.

Voor de politiek zou dit een aantrekkelijke optie kunnen zijn: Nederland profiteert van gemotiveerde, in de regel jonge en gezonde arbeidskrachten. Voor de migranten zelf ook: ze krijgen de kans in de westerse samenleving ervaring op te doen (werkhouding, arbeidscondities) en geld te verdienen als investering in een toekomst in eigen land.

 

Ik besef dat dit soort gedachten gemakkelijk het verwijt kunnen opleveren dat migranten worden behandeld als tweederangsburgers. Ooit kregen we van een actievoerder van de Fabel van de illegaal het verwijt: ‘wie zulke vrienden heeft, heeft geen vijand meer nodig’. Op dit moment zijn ongedocumenteerde migranten geen tweederangsburgers, ze hebben geen enkele rang en kunnen moeilijk wachten tot er een parlementaire meerderheid is die ze liefdevol in de armen sluit.