Geen 'warme' handdruk meer

'De hongerigen spijzen', ontleend aan de website van de Nicolaasparochie: www.nicolaas-parochie.nl
'De hongerigen spijzen', ontleend aan de website van de Nicolaasparochie: www.nicolaas-parochie.nl

Ik ben een beetje een chaoot. Mijn bureau en de tafel ernaast liggen vol met stukken die al lang in een dossiermap hadden moeten zijn opgeborgen. In de chaos, weet ik in de regel altijd wel weer dat stuk op te diepen dat ik nodig heb voor het gesprek met de cliënt die voor me zit. Geordende chaos, zegt een van de vrijwilligers, jij hebt ze tenminste wel op een rijtje.

Ik ben niet echt een control freak. Meer van laissez faire. Niet dat ik alles op zijn beloop laat, zo van ‘we zien wel hoe het uitpakt’. Misschien nog het meest ‘op hoop van zegen’. Dat klinkt niet alleen vroom, dat is het ook. Maar omdat het eigenlijk elke dag zo druk is en vriendelijk aangeboden hulp om de boel op te ruimen er een aantal keren toe heeft geleid dat de stukken in verkeerde dossiermappen terecht kwamen, en daarmee onvindbaar werden, heb ik voor mezelf het adagium gekozen: ‘ik houd van werk, daarom bewaar ik altijd wat voor morgen’. Die zin heb ik overigens niet van mezelf: die is van een secretaresse van de theologische faculteit aan de VU, vijfendertig jaar geleden.

 

Maar op zondagmorgen, als ik op weg ben naar een kerk om voor te gaan in een dienst, kan een lichte paniek me overvallen als ik denk dat ik de tekst van mijn preek thuis heb laten liggen (het is me twee keer overkomen. De ene keer was ik al zo vroeg op de plek van bestemming dat een kerkenraadslid me met de auto weer terug naar huis bracht om de tekst op te halen. De andere keer ontdekte ik het pas op het moment dat ik aan de dienst begon. Ik had de tekst in de printer laten liggen. En ik had zo’n twintig minuten – de tijd tussen aanvang van de dienst en het moment waarop ik mijn verhaal zou moeten houden – om in mijn hoofd te ordenen hoe ik de preek had opgebouwd. Ook die keer ging het goed. Niemand heeft het gemerkt. Alleen duurde de preek bijna twee keer zo lang, omdat vloeiende zinnen uit mijn pen niet vloeiend geordend zaten in mijn hoofd. Ik heb geen automatisch geheugen.

 

Een tweede zorg op de zondagmorgen is dat ik, omdat ik die ochtend niet naar het nieuws heb geluisterd, misschien een belangrijk nieuwsfeit heb gemist. Stel je voor dat koningin Beatrix is overleden of er is een ramp geweest met duizenden slachtoffers en ik ben er onkundig van.

Natuurlijk zou ik in de kerk worden bijgepraat. Maar stel dat ook daar niemand op de hoogte zou zijn. Stel dat het einde der tijden al was aangebroken, maar ik had het gemist. De voortekenen. De hints.

 

Soms denk ik wel eens dat we collectief hebben verzuimd datgene te doen dat voor de hand lag om te doen. Hongerigen te eten geven en dorstigen te drinken, vreemdelingen te huisvesten en naakten te kleden, zieken en gevangenen te bezoeken. In al die voorbeelden van mensen aan de onderkant van de samenleving niet beseffen dat Jezus zich in hun gedaante bij ons aandiende. Ik denk dat ik een excuus zou kunnen aanvoeren. Ik zorg ervoor dat heel wat mensen die bij mij aanbellen van eten en drinken worden voorzien. En het aantal vreemdelingen dat ik een slaapplaats en kleding heb verschaft is legio. Ik heb aidspatiënten bezocht, thuis en in het ziekenhuis, ik heb gedetineerden opgezocht in strafgevangenissen en in vreemdelingenbewaring. Een mooie conduitestaat. Toch?

 

En ik zou er aan kunnen toevoegen, ter verdediging, dat op een gegeven moment mijn huis toch te vol werd? Dat mijn bestuur me had opgedragen een verklaring te schrijven dat ik hen zou vrijwaren van enige verantwoordelijkheid voor zulke praktijken, die in hun ogen onwettig waren.

Opeens zie ik me staan bij het laatste oordeel en ik hoor een stem: ‘Toen ik naar een naaste zocht, waar was jij?’ Want ik had uiteindelijk toch een hongerige dakloze vreemdeling de deur gewezen en niet gezien dat het Jezus was. Ik voerde alleen nog uit wat mijn bestuur me had opgedragen: ‘geen warme handdrukken meer’. Daarmee bedoelden ze: je geeft geen geld meer mee. Zoals in het evangelie. Zeggen: 'Ga heen en houd je warm, zonder de ander van het broodnodige te voorzien'.

 

In zijn autobiografie schrijft Hans Visser: ‘Het diaconaat heeft alleen recht van bestaan als zij existeert voor de gemarginaliseerden’.

En: ‘De diaken begon als barmhartige Samaritaan en eindigde als beheerder van gelden achter de bestuurstafel in een kerkelijke vergadering’.

Zo hoop ik niet te eindigen. Ik ga maar en ben.

 

Cor Ofman