Niet uit het hart

De bel gaat, terwijl ik op zaterdag in mijn werkkamer op het Begijnhof wat administratie zit af te handelen. De lijst met cliënten moet immers per maand worden gehalveerd in verband met de komende sluiting van de Open Deur. ‘Hello pastor’, klinkt het beneden. Een kleine Afrikaanse man komt de trap op. Ik ken hem van ruim een jaar geleden. Hij was slachtoffer van mensenhandel en liep in zijn eigen land gevaar als homoseksueel. Hij had via de Open Deur korte tijd een slaapplek gekregen, tot hij via Comensha elders in het land opvang kon krijgen. Sinds die tijd had ik niets meer van hem gehoord. Zo gaat dat. In een flits schoot door me heen: hij heeft geen verblijfsvergunning meer en doet wéér een beroep op me. Gelukkig was het tegendeel het geval. Hij heeft een verblijfsvergunning ‘conform beschikking minister’. Hij heeft een kamer en staat op de wachtlijst voor een eigen woning. Hij is dirigent van een kerkkoor en vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk in zijn woonplaats. Hij heeft een filmscenario geschreven over de situatie van homoseksuelen in zijn land.

Vandaag is er een bijeenkomst met landgenoten in Amsterdam, waar hij naar toe gaat, omdat iemand uit de organisatie bereid is de reiskosten te betalen.

Hij had dus van de lijst gekund. Maar daar stond hij al niet meer op, want hij was al in goede handen, bij Comensha. Uit het oog, maar niet uit het hart. Toeval dat ik op zaterdag aan het werk was?